Georgia Marie
Mijn lievelingsdier? Een spaarvarken!
Geld winnen is leuk. Geld sparen is leuk. Veel geld hebben doet dromen. Maar er is ook nog dat ene ándere aspect in het leven waar mijn persoonlijke rentevoet wel heel laag blijkt te zijn.

"Mijn lievelingsdier is een spaarvarken". Dat is niet echt zo, hoor. Maar ik ontken niet dat ik een oppotter ben. Zo noemde mijn bompa zaliger me vroeger vaak. Hij zag het al toen ik nog heel jong was. Hij hield nauwgezet de boekhouding van de pree bij. 's Zondags keek hij in zijn schrift en gaf elk kleinkind zijn zakgeld. Voor mijn zus en mij was het eenvoudig: we gingen wekelijks op bezoek, dus kregen we wekelijks een centje. Alhoewel, centje...
Je leeftijd voorspelde hoeveel zakgeld je zou krijgen. Hoe ouder je werd, hoe meer je nodig had, vond bompa. Of bomma. Ik weet niet precies wie van de twee de broek droeg op financieel vlak als het over de kleinkinderen ging. Eén ding weet ik wel: ongeacht je leeftijd kreeg je steeds bijzonder veel zakgeld. Ik wist niet beter en trok pas grote ogen toen ik hoorde hoe vriendinnetjes uit de klas het met twintig frank per week moesten stellen.
Ik spreek van de jaren '90, waarin ik mijn zakgeld zag stijgen van vijftig frank naar tweehonderd! Ik herinner me nog dat het een geel geldbriefje was. Als kind was geel mijn lievelingskleur, maar dat het geld ook geel was, was toeval.
Ik spaarde graag. Bompa vroeg wekelijks hoe hoog mijn hoopje al was. Dan toonde ik met mijn kinderhandjes boven het tafelblad hoe hoog ik mijn hoop inschatte.
Zó hoog, bompa!, jubelde ik dan trots. Want ik spaarde voor later, zonder echt goed te beseffen wat dat inhield. Pas op, ik heb ook veel speelgoed gekocht. Denk nu niet dat ik er nooit wat mee deed. Maar bijhouden, dat vond ik ook heel erg leuk.
Elke woensdag mocht ik van mama twee broden halen bij de bakker. Dan gaf ze me 120 frank mee, waar ik er 114 mee moest betalen. De overige 6 frank hield ik bij in een kartonnen doosje waar ooit suikerbonen in hadden gezeten. Ik noemde het mijn noodgeld: als mama en papa ooit hun job verloren en dringend geld nodig hadden, mochten ze dat doosje gebruiken. Beetje naïef, maar wel heel lief, nietwaar?
Na een tijd, toen ik per 6 frank meer dan 200 frank in het doosje had zitten, zei mama me dat ik er zelf iets leuks mee mocht doen. Ik deed het niet. Je kon niet voorzichtig genoeg zijn! Pas toen de Belgische frank werd ingewisseld voor de euro, is het noodgeld mee op mijn bankrekening verzeild geraakt. Het moest wel...
Somewhere along the way ging dat noeste oppotten van me toch mis. En ik weet ook precies wanneer dat gebeurde: zodra ik alleen ging wonen. Plots zette ik ramen en deuren wagenwijd open en schepte geld naar buiten. Ik ging vaker uit, kocht tonnen nieuwe kleren, ontdekt make-up en ging net iets vaker naar de frituur. Het hoopje werd een pak minder hoog. Daardoor ging mijn stresslevel de hoogte in en ging ik opnieuw in spaarstand: leven on hold en sparen, sparen, sparen. Ik vond het blijkbaar moeilijk om een goede balans te vinden tussen leven en sparen. Het was alles of niets. Het was wit of zwart.
Elf jaar later heb ik nog steeds een echt spaarvarken. Eerlijk? Het staat er eerder omdat het zo mooi blinkt dan om er geld in te stoppen. Want sparen als alleenstaande is verdomme ontzettend moeilijk! Ik hoor nog wel wat centjes rinkelen. Het zullen wel rosse zijn.
Ik ben mijn status meer dan beu: én blut én single.
Maar ik weet ook dat je niet alles in één keer moet veranderen. Je moet de dingen stapje voor stapje aanpakken. Maar ik twijfel waarmee ik het best begin. Wat pak ik als eerste aan? Ben ik niet meer blut, of vind ik eindelijk een lief? Want je weet wat ze zeggen: geluk in het spel...