Georgia Marie
DRIE - ijle lucht

Drie weken thuis. Drie weken extra vakantie, en ik had al zoveel vakantie. Zo dacht mijn lief erover. Ik was bij hem blijven slapen. Eindelijk zag ik hem nog eens. We lagen ’s ochtends nog in bed toen hij het verschil duidde tussen mijn carrière en zijn carrière. Die vakantiedagen en mooie loon bleken toch voor wat wrevel te zorgen. Ik had er nooit bij stilgestaan. Hij waarschijnlijk ook niet.
Tot ik moe werd en hij dat niet kon vatten. Hoe kan je moe worden van een job met vier maanden vakantie en een nettoloon van 2.200 euro? Je zou wel gek zijn! Hij moest het met veel minder doen en hoorde je hem zeuren? Nee!
En misschien was ik dat ook gewoon: gek. Ik wist het allemaal niet meer. Heb je al eens geprobeerd naar duizend gedachten tegelijk te luisteren? Je begrijpt er geen enkele meer. Zo voelde ik me. En mijn lief, die me duidelijk liet merken dat hij mijn situatie niet begreep, hielp me niet vooruit.
Tijdens die drie weken overheerste ook een ander gevoel: schuld. Ik voelde me schuldig tegenover mijn collega’s. Zij moesten zich nu over mijn leerlingen ontfermen. Mijn groep van 25 zou verdeeld worden over een aantal klassen in het vierde, vijfde en zesde leerjaar. Dat is vervelend. Daar kan je niet omheen. De kinderen kunnen er niets aan doen, de collega’s konden er ook niets aan doen. Alleen ik. Het was mijn verantwoordelijkheid geweest en mijn fout, waardoor anderen het nu maar moesten oplossen.
Ik kreeg ook nooit graag extra leerlingen in mijn klas. Als ze daar dan stonden te dralen aan de deur, met hun boekentas op de rug en ze lootten wie als eerste naar binnen zou komen om me te zeggen: Onze juf is ziek en wij moeten vandaag naar hier komen. Natuurlijk waren ze welkom. De kinderen kunnen er niets aan doen, de collega kon er niets aan doen. Zucht. Glimlachen. En terwijl ging ik in het rommelige lokaal op het einde van de gang extra banken zoeken. Die sleurde ik dan met veel lawaai van schrapend metaal op de tegelvloer door de echoënde gang. En in de klas stonden zowat alle kinderen op hun kop, want verandering doet leven! Al was het maar omdat er drie kindjes uit het tweede leerjaar een dagje bij ons kwamen zitten.
Door die extra banken werd de klas nog onordelijker dan ze al was. Ik verloor het overzicht. Ik wist plots niet meer hoe ik alle lessen tijdig ging afwerken. En dan al dat verbeterwerk er ook nog bij! Shit, ik kreeg dat nooit gebolwerkt!
Adem in… en zucht. Adem in… en zucht.
Ik leek de laatste maanden voor mijn burn-out net een zwangere vrouw die in haar maatje 36 stond te puffen en te zuchten alsof ze er een baby van 5 kilo ging uitpersen. Telkens opnieuw dat zuchten. Het leek alsof ik alles om me heen ontzettend saai vond. Ook thuis, wanneer ik aan school dacht, ging het niet goed met mijn ademhaling. En die ochtend in bed bij mijn lief ook niet.
Het zal je niet verbazen dat ik niet tot rust kwam. Ik was tijdens die extra weken vakantie niet veranderd in een of andere hipster goeroe die een vorm van zen uitstraalt waarvan je je afvraagt hoe high of hoe low die persoon nu precies is. Om mijn schuldgevoel te compenseren kreeg mijn hele appartement een enorme schoonmaakbeurt. En ik ging als een bezetene op zoek naar oplossingen voor al mijn problemen.
Later - véél later - zou ik begrijpen wat er op dat moment gebeurde. Ik had irrationele angsten ontwikkeld, wilde grip houden op de situatie en wist niet waar ik het had toen bleek dat ik helemaal nergens grip op had. Niet op mijn huishouden, niet op mijn job, niet op mezelf. Ik kon niet overweg met de controle verliezen. Daarnaast was ik ook het schoolvoorbeeld van het imposter syndrome: dit houdt in dat je het gevoel hebt dat je de hele wereld doet geloven dat je iets kan, maar zelf niet denkt dat je er goed in bent. Je voelt je een leugenaar en bent bang om door de mand te vallen.
Ik had niet het gevoel dat ik er als juf veel van bakte. Zelfs na twaalf jaar voor de klas te staan, vreesde ik nog steeds de dag dat men mij ging zeggen: wat dóe jij hier eigenlijk? Jij bent toch helemaal geen juf!
Ik wilde opnieuw beginnen. Mijn hele leven overdoen. Iets studeren wat ik wél kan en iets anders worden dan juf. Maar ook daar botste ik op een muur: wat kon ik überhaupt?
Er kwam een lijstje aan te pas (ik hou van lijstjes) waarop ik schreef wat ik allemaal moest aanpakken om mijn leven weer op de rails te krijgen:
Huishouden: het appartement moet eruitzien alsof het in een lifestyle magazine past. De afstandsbedieningen werden evenwijdig gelegd, kussens werden meerdere keren per dag opgeschud en had ik de zetel zopas heel erg netjes gemaakt, zat ik die dag op een harde keukenstoel.
Werk: zoek iets wat je kan. En graag doet. En... TILT! ERROR!! ABORT MISSION. Dat was nog te vroeg...
Slapen: hoe kan ik er in godsnaam voor zorgen dat ik weer kon slapen? Ik ben zo moe. Misschien ben ik wel té moe, waardoor ik nooit meer kan slapen. Maar ik heb gelezen dat je letterlijk gek kan worden als je niet slaapt. Hop, nog een extra angst erbij. Zo snel gaat het.
Ademen: ik word gek van al dat zuchten! Probeer dieper in te ademen, zoals je sinds kort samen met mama doet. Maar wanneer ik dat probeer, raak ik in paniek. Straks ga ik dood van ademnood! En zucht...
Mijn hoofd ging in overdrive. Elke dag opnieuw. Het was enorm uitputtend. Het tastte mijn zin voor realiteit aan en relativeren zat er voorlopig niet meer in. Ik dacht in termen van alles en altijd en nooit. Dan balanceer je heel gevaarlijk aan de rand van het ravijn. Mijn hoofd zat vol uitersten. Alles was zwart-wit geworden, terwijl ik vroeger opleefde door alle kleur die ik in het leven zag. Ik propte alle nare gedachten en vermoedens van een burn-out in het achterste schuifje dat ergens in mijn overvolle hoofd nog niet vol zat. Dat kon er nog wel bij. Als ik het even opruimde, er niet bij hoefde stil te staan, zou het gezoem en gefluit in mijn hoofd misschien vanzelf stoppen.
Misschien…
Ik kon de migraineaanvallen die ik had al lang niet meer tellen. Ik weet nog hoe ik me paniekerig afvroeg of er misschien een tumor in mijn hoofd groeide die op mijn hersenen drukte. Het zou een verklaring zijn waar een of andere hoogopgeleide dokter wat aan kon doen. Medicatie, operatie en klaar.
Maar natuurlijk was het geen tumor. Het was gewoon een teveel aan te veel dingen. Dan zou je denken dat je naar je lichaam luistert. Dat je gas terugneemt, stilstaat en zegt: oké, hier ben ik en ik sta stil. Wat wil je dat ik doe? Maar niet ik.
Ik bleef ervan overtuigd dat ik na de krokusvakantie weer zou gaan werken. En dus bleef ik doorgaan. Vooral niet stilstaan! Want als je stilstaat, denk je na. En ik wilde zo graag bewijzen dat ik nog steeds oké was en dat ik geen sukkel was die het dagelijkse leven in het 21e eeuw niet aankan.
Ik wilde het aan mezelf bewijzen, maar vooral aan mijn lief, weet ik nu. Hem toch maar niet teleurstellen. Ik wilde niet voor hem onderdoen. Hij had het ook druk. Hij werkte toch ook hard? En toch ging hij er niet onderdoor. Ja, maar zijn geschiedenis is heel anders dan de jouwe, zei een stemmetje in mijn hoofd. Stemmetjes! Dat er dan ook nog bij! Alsof het nog niet druk genoeg was in mijn hoofd.
Ik miste mezelf in die weken heel erg. Ik wilde zo graag dezelfde vrolijke, actieve, sarcastische, stoere ik zijn die mijn lief had leren kennen. Dat het me net extra energie kostte om hem én mezelf dat beeld te kunnen blijven voorhouden, wilde maar niet doordringen. Omdat ik voelde hoe alles om ons heen stilaan instortte, klampte ik me vast aan hem en aan onze relatie. Want ik overtuigde mezelf er elke keer weer van dat die nog steeds prima was. Iets anders wilde ik niet toegeven, want dan zou ik vallen.
Als een soort mantra overtuigde ik mezelf ervan dat alles goed zou komen.
Zolang ik mijn familie, mijn vrienden, musical en hem had.
Mijn familie, mijn vrienden, musical en hem…
Mijn familie, mijn vrienden, musical en…