Georgia Marie
Home is where the sloefkes are...
Bijgewerkt op: 8 feb. 2022
Mijn living is niet picture perfect, maar hij is wel perfect voor mij.

Tot mijn 25e heb ik bij mijn ouders gewoond. Ik had het er naar mijn zin en ik spaarde voor een eigen huis (ik ben nog steeds bezig...). Toen ik 25 was, werkte ik al drie jaar als juf in het immersie-onderwijs en had ik een relatie van vijf jaar. De dag dat hij zijn diploma zou halen en we samen aan de toekomst konden beginnen, kwam plots dichtbij. En ik haakte af. Samenwonen? Met hem?? Ik dacht het niet. Ik deed het liever alleen. Want ik wilde wél graag op eigen benen staan... Op twee minuten wandelafstand van mijn ouderlijk huis. Baby steps zijn ook stapjes vooruit.
Dat eerste appartement was klein. Het had de breedte van mijn 2,5-persoonszetel en liep diep naar achter door. Je had een toilet met lavabootje aan de linkerkant en een douchecabine aan de rechterkant. Je afdrogen deed je in de slaapkamer die bestond uit een bed dat nét tussen de twee muren paste, een kleine doorgang en dan de immense kast die ik bij Ikea had gekozen. Vanuit mijn bed zag ik de koelkast. Vanuit mijn zetel trouwens ook. Tien stappen zetten, en je was er helemaal doorheen.
Omdat het zo klein was, kwam er niet veel daglicht binnen. Na iets langer dan een jaar huilde ik tranen met tuiten, want ik was er niet gelukkig. Ik had ruimte nodig om me écht volwassen en zelfstandig te voelen. En licht: zonder zonlicht deed mijn humeur te weinig aan fotosynthese en dat bleek nefast voor mijn levenskwaliteit. Dus verhuisde ik ietsje verder van mijn ouderlijke huis, maar nog steeds binnen wandelafstand. Al deed ik er voortaan zo'n zeven minuten over.
Het tweede appartement was iets ruimer en had veel meer daglicht. Helaas ook buren die hun meubels om de zoveel weken uit het raam kieperden en krijsende kinderen hadden die smeekten om eindelijk uit hun slaapkamertje te mogen. Ze beloofden nooit meer in bed te plassen. De kinderen waren niet ouder dan drie. De politie kwam langs, maar kon vaak niet meer doen dan zeggen dat ze dat niet mochten doen, hè. Zodra zij weggingen, begon de ellende opnieuw: vliegende kussens, ruziënde volwassenen, huilende koters en muziek vollenbak. In de gezamenlijke kelder/parking piesten ze de hele zooi onder. Letterlijk. Ik bleef er dus niet lang en ging opnieuw op zoek naar een fijne plek om te wonen.
Die vond ik! Ik huurde het appartement in dezelfde blok als vrienden van me. Wij bewoonden samen de eerste verdieping. Het was fijn en gezellig: tijdens het weekend staken we in pyjama de gang over om bij elkaar te zitten voor een babbel en een cava. 't Waren mooie tijden. Het was ook het eerste appartement dat groot genoeg was om katten in huis te halen. Zo kwamen Castor en Pollux in mijn leven. En met z'n drieën woonden wij, achter de voordeur met een gammel slot, als Goden in Frankrijk... Maar dan in Leuven.
Jammer genoeg kwam er ook een lief in mijn leven dat mij net iets te hard van mijn sokken blies om te veel verkeerde redenen. Hij was allesbehalve goed voor me. Maar tegen de tijd dat ik dat genoeg besefte om stappen te ondernemen, had ik dat fijne, gezellige appartement alweer verlaten om met hem een huis te kopen. Over fouten in je leven gesproken!
Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. Ik woonde welgeteld vier maanden samen in dat gekochte huis. Daarna pakte ik mijn hele hebben en houden in, ging naar mijn ouders, keerde een maand terug naar hem, en ging dan definitief weg en vijf maanden naar de oude slaapkamer uit mijn kindertijd. En mijn katten, die verhuisden telkens mee. Op, af, op, af. Moesten ze kunnen praten, hadden ze me gek verklaard.
Al die appartementen en gevulde verhuisdozen vonden plaats in zeven jaar tijd. Dat is te veel op zo'n korte tijd. Tegen dat ik terug in mijn kinderslaapkamer kampeerde, voelde ik me ontheemd. Nergens meer thuis. En ik besefte dat ik me in geen enkel appartement ooit écht thuis had gevoeld. Ik noemde het huis van mijn ouders nog steeds thuis en de plekken waar mijn meubels stonden doodeenvoudig 't appartement of het huis.
In december 2017 verhuisde ik opnieuw. Vijf maanden op een luchtmatras hadden me geleerd dat ik nog steeds met mijn ouders kan samenwonen, maar dat ik ook graag mijn eigen ding doe. En zij vast ook. Ik ging weg en verliet mijn geboortestad. Ik koos een rustige plek uit, in de buurt van Tienen. Vrienden gniffelden, familie knipoogde, maar ik zat er goed.
Het is de eerste plek die ik de stempel thuis gaf. Ik begon er opnieuw. Ik ging er in burn-out. Ik werd er gruwelijk hard gedumpt. Maar ik woon er nog steeds. En met veel plezier. Vier jaar intussen al. Ik kom hier graag thuis. Jawel: thuis. Ik voel mij hier veilig en op mijn gemak. 's Zondags, wanneer ik bij mijn ouders ben geweest, zeg ik: ik ga naar huis. Naar huis! En dat doet deugd. Mijn appartement... Oké, nee, eigenlijk van mijn huisbaas maar daar gaat het nu niet om.
Dit jaar besefte ik: dit is de eerste plek waar ik langer dan twee jaar woon. Ik ben voorlopig klaar met dozen in te pakken en kasten opnieuw in te richten. Ik zie niet in waarom ik zou verhuizen.
Wel had ik zin om hier wat dingen te veranderen. Gewoon... een change of scenery. Dus heb ik mijn living een kwartslag gedraaid. Het toont niet alleen gezelliger, het is ook beter voor mijn ouder wordende lijf: de afstand tussen de zetel en het tv-scherm is verkleind, dus kunnen mijn ogen de ondertitels weer lezen en moet ik mijn nek niet telkens draaien . Ik zit als een bobonne in mijn zeteltje, liefst onder mijn groene dekentje, en kijk tv. Heer-lijk.
Home is where the sloefkes are... En dat klopt volledig in mijn geval. Want ik heb twee paar pantoffels. Het ene staat hier, in mijn rustige appartement waar die gele zetel al heel wat verhalen van opperste geluk en trieste tranen vertelt. Het andere paar staat bij mijn ouders. Waar zij zijn, zal ook ik altijd thuis zijn.